Kampen
De catalogus. Hij ligt voor me. Ik blader er doorheen. Dat doe ik regelmatig. De jaren aan de kunstacademie van Kampen trekken weer aan me voorbij. De oase die de vrije studiejaren waren is met geen andere periode in mijn leven te vergelijken.
Constantijn Huijgens heette de academie toen. Met de verhuizing naar Zwolle werd de naam veranderd in Artez. Het statige garnizoensgebouw aan de Oudestraat had de perfecte uitstraling voor een school waar de vrije geest zich onbekommerd een paar jaar met de meest buitenissige projecten bezig kon houden.
Het was groot. Een 19e-eeuws doolhof van trappenhuizen, smalle gangen en scheve, tochtige ruimtes met hoge plafonds. Vergane chique. Aan de voorkant, op de 1e verdieping kon je vanachter de hoge ramen uitkijken over de IJssel. Tweemaal per dag trok de stoet studenten de brug over van en naar IJsselmuiden, want vanaf dat station vertrok de boemeltrein naar Zwolle.
Voor de eindexamenexpositie werd een catalogus gemaakt. Natuurlijk was dat in handen van de studenten van de afdeling grafische vormgeving. De exemplaren van voorgaande jaren stelden mij niet gerust. Des te verrassender was het dat er een hele sobere versie ontworpen werd. Kartonkleurig kaft, één foto van één werk op de linker pagina en een kleine pasfoto midden onderaan op de rechter pagina met een korte beschrijving en de contactgegevens van de exposant.
Het kiezen van een werk voor de catalogus was lastig. Toen ik daarover nadacht en de deadline voor het inleveren dichterbij kwam, viel mijn oog op stukjes klokhuis die achtergebleven waren na het schillen van een appel. Er waren meerdere partjes die net een langgerekt hoofd leken, maar één sprong er echt uit.
Ik fotografeerde het in de studio. Het eenogige gezicht leek een duivelsmasker. Mefisto was geboren. Het leek precies op de geschminkte acteur uit de gelijknamige Duitse film van begin jaren tachtig die ik had gezien.
Kijkend naar het portretje van de jongere versie van mijzelf herinner ik me tot slot de woordgrap die de jonge ontwerpers maakten op de voorkant, de rug, en de achterkant van de catalogus:
Eind. Ex. Amen.
Constantijn Huijgens heette de academie toen. Met de verhuizing naar Zwolle werd de naam veranderd in Artez. Het statige garnizoensgebouw aan de Oudestraat had de perfecte uitstraling voor een school waar de vrije geest zich onbekommerd een paar jaar met de meest buitenissige projecten bezig kon houden.
Het was groot. Een 19e-eeuws doolhof van trappenhuizen, smalle gangen en scheve, tochtige ruimtes met hoge plafonds. Vergane chique. Aan de voorkant, op de 1e verdieping kon je vanachter de hoge ramen uitkijken over de IJssel. Tweemaal per dag trok de stoet studenten de brug over van en naar IJsselmuiden, want vanaf dat station vertrok de boemeltrein naar Zwolle.
Voor de eindexamenexpositie werd een catalogus gemaakt. Natuurlijk was dat in handen van de studenten van de afdeling grafische vormgeving. De exemplaren van voorgaande jaren stelden mij niet gerust. Des te verrassender was het dat er een hele sobere versie ontworpen werd. Kartonkleurig kaft, één foto van één werk op de linker pagina en een kleine pasfoto midden onderaan op de rechter pagina met een korte beschrijving en de contactgegevens van de exposant.
Het kiezen van een werk voor de catalogus was lastig. Toen ik daarover nadacht en de deadline voor het inleveren dichterbij kwam, viel mijn oog op stukjes klokhuis die achtergebleven waren na het schillen van een appel. Er waren meerdere partjes die net een langgerekt hoofd leken, maar één sprong er echt uit.
Ik fotografeerde het in de studio. Het eenogige gezicht leek een duivelsmasker. Mefisto was geboren. Het leek precies op de geschminkte acteur uit de gelijknamige Duitse film van begin jaren tachtig die ik had gezien.
Kijkend naar het portretje van de jongere versie van mijzelf herinner ik me tot slot de woordgrap die de jonge ontwerpers maakten op de voorkant, de rug, en de achterkant van de catalogus:
Eind. Ex. Amen.